Leuk vond hij het wel. Achterop de fiets naar het consultatiebureau. “Mam, wat gaan we hard hé?”
“Vind je het leuk?”
“Ja, mama, kijk, auto, auto.”
Tijdens het fietsen babbelt hij aan één stuk door. Tot op het moment dat we de straat van het consultatiebureau in fietsen.
“Nee, mama, nee.”
“Mama, optillen.”
Samen lopen we het consultatiebureau binnen. Zijn babbelmodus heeft plaatsgemaakt voor zijn zwijgmodus. Hoe kan het anders. Het is tijd voor de gevreesde ogentest. De test waar maar weinig peuters de eerste keer voor slagen. Ook mijn peuter is de eerste keer zwijgzaam gezakt.
We houden goede moed. De verpleegkundige en ik. Ze wijst een auto aan.
“Wat is dat?” vraagt ze vriendelijk.
Kleine man kruipt bijna terug in mijn buik.
“Is het een vliegtuig?”
Hij kijkt haar nu boos aan.
“Het is een helikopter,” probeer ik.
Hij schudt hard van nee en lacht me uit.
Ook zus helpt.
“Zeg maar gewoon wat het is. Je ziet het toch?”
Hij schudt hardnekkig van niet.
Na een kwartier is de tijd om. Kleine man zwijgt tot hij weer veilig op de fiets zit. Dan gaat het knopje weer om. De babbelmodus staat weer aan.
“Je zag toch wel wat er op dat plaatje stond?” probeer ik.
Met een grijns antwoordt hij: “Auto, auto.”
Over drie maanden mogen we het weer proberen…
Wij zien het tafereeltje helemaal voor ons…
De vervangend verpleegkundige vroeg zich zelfs af of hij wel kon praten… Nou, dat zit wel goed, antwoordde ik 🙂